4.3.3 Bermen en medegebruik
Bij de inpassing van de dijkversterking is zoveel mogelijk recht gedaan aan het onderliggende landschap. Bij realisatie van steunbermen wordt het landgebruik zoveel mogelijk dichter bij de dijk gebracht. Hierdoor blijft de dijk zelf compact. Met medegebruik gaat het beheer naar de aangrenzende particuliere eigenaren en gebruikers. Bij enkele vormen van medegebruik is er kans op schade aan de dijk en is een leeflaag nodig. Dit is een extra overhoogte van 0.5m bovenop de steunberm. Dit geldt voor de volgende typen gebruik.
-
Bomen hoger dan 5m
-
Fruitteelt (bomen van nature kleiner dan 5m)
-
Boomkwekerij (bomen van nature kleiner dan 5m)
-
Akkerbouw, bij bepaalde specifieke gewassen (bijvoorbeeld aardappelen en regelmatig ploegen)
Verduidelijking ten opzichte van het ontwerp Projectplan Waterwet: De locaties waar een extra leeflaag noodzakelijk is zijn nog niet opgenomen in het ontwerp, dit wordt uitgewerkt in het Uitvoeringsontwerp in overleg met de eigenaren.
De steunbermen langs de binnenzijde van de dijk komen voor bij binnenwaartse versterkingen en bij buitenwaartse versterkingen. Hiervoor gelden verschillende inrichtings- en eigendomskenmerken.
De binnenbermen bij de binnenwaartse versterkingen worden standaard ontworpen met een afschot van 1:20 ten behoeve van de afwatering en een talud naar maaiveld van 1:3. Voor het mogelijk maken van gebruik van berm (‘tot aan de dijk’) is het wenselijk deze overgang naar maaiveld flauwer aan te leggen, bijvoorbeeld 1:5, 1:10 of zelfs 1:20. Vanuit waterveiligheid is per locatie gekeken wat de mogelijkheden hiertoe zijn.
Bij binnenwaartse dijkversterking is de huidige grond over het algemeen niet in het bezit van het waterschap. De particulier blijft eigenaar van de grond met een zakelijk recht van Waterschap Rivierenland. Bij het teruggeven van het gebruik op de berm vervalt de behoefte van het waterschap om in de teen van de berm een beheerstrook vrij te houden.
Figuur 4.20 Principeprofiel steunberm bij binnenwaartse dijkversterking
Bij de buitenwaartse versterkingen wordt de bestaande kruin afgegraven naar een passende hoogte ten opzichte van de bestaande bebouwing. Er ontstaat op deze locatie een geheel nieuwe situatie. Vanuit waterveiligheid wordt de berm die overblijft door het vergraven van de oude kruin met een afschot van 1:20 en behoeve van de afwatering afgewerkt. De aansluiting op het maaiveld vindt op deze plekken plaats met het bestaande bermtalud of maaiveld.
Bij buitenwaartse dijkversterking is de ontstane berm al in eigendom van het waterschap. Dit blijft ook zo, maar in bepaalde situaties wordt de mogelijkheid gegeven aan particulieren om deze berm te gebruiken. De afmeting van de berm is hierin bepalend. Voor het gebruik van deze berm gelden aanvullend op een eventuele leeflaag enkele randvoorwaarden.
Indien de berm van het waterschap openbaar is dan betekent dit dat de grond voor iedereen vrij toegankelijk en niet afgeschermd is. Deze grond kan dan ook niet verjaren. Indien openbare grond door aanliggende bewoners in gebruik is (gras/gazon) hoeft daarvoor geen overeenkomst voor opgemaakt te worden.
Wanneer de berm van het waterschap aan de openbaarheid onttrokken is en afgeschermd met een afrastering, hek, heg of beplanting dan regelt het waterschap het gebruik middels een overeenkomst. Voor het gebruik zal dan de gebruiker een vergoeding moeten betalen aan het waterschap.
Figuur 4.21 Principeprofiel steunberm bij buitenwaartse dijkversterking