Landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden
Landschappelijke waarden
De herinrichting van de uiterwaard beperkt zich voor wat betreft de invloed op het landschap tot een klein gedeelte van de uiterwaarden. De uiterwaard blijft in zijn algemeenheid breed en dicht beplant en blijft de rivier vanaf de dijk aan het zicht onttrekken. Ter hoogte van de strook land tussen de steenfabriek en de rivier blijft de bestaande plas aan westzijden geheel in tact. De kleinere bestaande plas en relict van een oude strang worden opgenomen in de nieuwe situatie. Er komt minder weide en meer water. De plas wordt nu beter zichtbaar vanaf de toegangsweg tot de steenfabriek. Deze verandering past echter bij deze waard.
Archeologische waarden
Eventuele resten van de veldovens van de op de rivierkaart uit 1875 (zie figuur 6.10) voorkomende veldovens van de Weduwe J.G. van Kuijk liggen buiten het bereik van de te verlengen geul en de te verleggen zomerkade. Het aanleggen van de zomerkade vindt grotendeels plaats in een zone waarvoor geen archeologische verwachting meer geldt. Daarom worden geen effect verwacht van het verleggen van de zomerkade op de archeologie. Het verlengen van de bestaande geul vindt plaats in een zone met deels een lage en deels geen archeologische verwachting.
Figuur 6.10 Inrichtingsplan Crobsche Waard op de rivierkaart, serie 1, 1ste herziening (10 Zuilichem) uit 1875. Bron: Rijkswaterstaat.
Om de archeologische verwachting in het veld te toetsen, is in de Crobsche Waard een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn oeverafzettingen op beddingafzettingen van de Waal aangetroffen. In twee boringen werd onder het beddingzand komklei opgeboord. Deze komklei was slap en onontwikkeld. Er zijn in de boringen geen oeverafzettingen aangetroffen die kunnen worden toegekend aan de Meteren-Verlengd stroomgordel, die zouden worden verwacht ondieper dan 0,5-0,6 meter beneden NAP. Naar verwachting zijn de afzettingen van deze stroomgordel, evenals die van de Spelwerd stroomgordel, ter hoogte van het onderzoeksgebied geërodeerd door de Waal. Vanwege de afwezigheid van kenmerken van bodemvorming, het feit dat de top van de onderste kleilaag is geërodeerd en het moderne afzettingsmilieu van de oever- en beddingafzettingen van de Waal, geldt voor alle opgeboorde afzettingen een lage archeologische verwachting.
Op basis van het archeologisch booronderzoek kunnen geen uitspraken worden gedaan over de eventuele aanwezigheid van watergerelateerde archeologische resten (zoals scheepsresten) in de ondergrond en over het begraven vroegprehistorische landschap dat op grotere diepte ligt. Daarom moet rekening worden gehouden met het voorkomen van scheepsresten bij het verlengen van de geul. Vanwege de grote maximale ontgravingsdiepte voor de verlengde geul moet ook rekening worden met het voorkomen van paleolithisch materiaal (bewerkt vuursteen en botmateriaal). De onderzoeksmogelijkheden zijn vanwege de grote diepte echter beperkt, en daardoor is ook de te behalen kenniswinst beperkt. Daarom wordt het effect van de het graven van de geul op de archeologie als licht negatief beoordeeld vanwege de diepte van de ingreep (tot maximaal 10 meter beneden NAP) waarbij een vroeg-prehistorisch landschap wordt geraakt waarover feitelijk nog nauwelijks iets bekend is.
Effectbeoordeling recreatieve ontwikkelingen
De struinpaden worden aangelegd langs de randen van het gebied, deels in een zones met een middelhoge archeologische verwachting, deels in een zone met een lage archeologische verwachting en deels in een zone zonder archeologische verwachting. Omdat de aanleg van struinpaden niet gepaard gaat met bodemroerende ingrepen, wordt geen effect op de archeologie verwacht.
Vanwege het ontbreken van een archeologische verwachting op de locatie van het plukbos, het uitkijkpunt en de natuurvriendelijke oevers, wordt er geen effect op de archeologie verwacht van deze ingrepen.
Cultuurhistorische waarden
De voorkeursvariant heeft geen negatief effect op beschermde cultuurhistorische waarden. Er worden geen rijks- en gemeentelijke monumenten aangetast als gevolg van de te graven geul of de recreatieve ontwikkelingen. Ook het steenfabrieksterrein blijft behouden en er worden geen MIP-objecten dan wel waardevolle bomen aangetast. Verder zijn er ook geen ingrepen voorzien in historisch geografisch waardevolle structuren en/of elementen. Het graven van de geulen heeft geen effect op de molenbiotoop van korenmolen ‘de Blauwe Reiger’. Omdat de struinpaden langs de randen van het gebied liggen, en slechts een beperkt oppervlakte van het gebied beslaan, wordt ook geen noemenswaardig effect op de aanwezige rabatten verwacht.