Landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden

Referentiesituatie

Landschap

Ten oosten van de vesting Gorinchem ligt de langgerekte Woelse Waard. Het is de meest open uiterwaard op het traject Gorinchem-Waardenburg. Vanaf de dijk liggen in de uiterwaard eerst forse weilanden en volgt daarna een reeks aan grote plassen.

In de opbouw is herkenbaar hoe de rivierloop hier in twee stappen naar het zuiden is gedwongen. Voorheen kende de rivier hier een klein eiland, “De Middelwaard”, met noordelijk daarvan een meestromende geul. In de eerste stap is de rivieroever verlegd naar de zuidzijde van het eiland, later is deze nog eens verder opgeschoven. Het eiland is momenteel herkenbaar als een lichte verhoging aan de westzijde van de Woelse Waard. De eerste landaanwinning in de oude meestromende geul is, ten oosten van de sluis, nog steeds herkenbaar als een licht verhoogde rechthoekige kavel. In de reeks van plassen ten zuiden daarvan is de oude loop van de Waal herkenbaar. Bosschages rond de plassen volgen de oude structuur van kribben en langsdammen die de rivier hebben ingekaderd.

Figuur 6.102 landschapsanalyse Woelse Waard

Halverwege deze waard ligt de Dalemse sluis. Deze inundatiesluis is, samen andere relicten, onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vanaf de dijk begeleidt beplanting het zicht vanaf de sluis naar de rivier toe.

Aan de oostzijde van de Woelse Waard ligt Dalem en aan de westzijde Gorinchem. Dalem ligt haaks op de rivier en heeft een kenmerkende opbouw van een voorstraatdorp. Naast de dijkafrit richting Dalem ligt een wiel. Gorinchem is een vestingstad met een goed bewaard gebleven verdedigingswerk. Deze is openbaar en er zijn prachtige vergezichten over de uiterwaard naar de rivier.

Over het gehele traject ligt er verspreid, zowel aan de binnenzijde als buitenzijde van de dijk, lintbebouwing. De bosschages aan de noordzijde van de dijk creëren een gesloten beeld landinwaarts waardoor je blik snel over de uiterwaard wordt geleid.

Zicht vanaf de dijk richting de rivier       Zicht vanaf Dalemse sluis richting de rivier

Archeologie

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Gorinchem (2009) is aan de gronden van de Woelse Waard een middelmatige archeologische verwachting (voor prehistorie tot middeleeuwen) toegekend (zie figuur 6.103).

Figuur 6.103 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Gorinchem. Bron: gemeente Gorinchem 2009.

Aan het water in de Woelse Waard is geen archeologische verwachting toegekend. De middelmatige archeologische verwachting is in de bestemmingsplannen Binnenstad e.o. (NL.IMRO.0512.2012120-4002) en het bestemmingsplan Buitengebied (NL.IMRO.0512.BP2013134-4001) vertaald naar de dubbelbestemming Waarde – Archeologische verwachting middelmatig. Voor gronden met deze dubbelbestemming geldt dat bodemroerende ingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld vergunningplichtig zijn vanuit de archeologie, wanneer deze een oppervlakte beslaan van 500 m2 of meer. De middelmatige archeologische verwachting (voor prehistorie tot middeleeuwen) is toegekend aan de crevasse-afzettingen en de uiterwaarden langs de Merwede, omdat deze zandige afzettingen in het verleden in principe geschikt waren voor bewoning. De Merwede was aanvankelijk een relatief kleine getijdenrivier, maar de afvoer neemt enorm toe in de Vroege Middeleeuwen wanneer de Waal haar water gaat afvoeren via deze stroomgeul [Cohen et al. 2012]. De Woelse Waard ligt binnen de stroomgordel van de huidige Waal-Merwede (stroomgordel 303) binnen de bedijkte overstromingsvlakte (zie figuur 6.104).

Figuur 6.104 Holocene stroomgordels ter hoogte van de Woelse Waard . bron: Cohen et al. 2012.

In 2015 is in het kader van de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd [Transect 2015]. In dit onderzoek zijn alle bekende en te verwachten archeologische waarden geïnventariseerd. Hierbij is ook de Woelse Waard meegenomen. De inventarisatie voor de Woelse Waard is in het kader van onderhavige rapportage geactualiseerd. Binnen de Woelse Waard zijn geen terreinen van archeologische waarde gelegen, wel in de omgeving van de Woelse Waard. Het gaat daarbij om een terrein van hoge archeologische waarde met sporen van een kasteel/hofstad uit de Late Middeleeuwen (midden 13e eeuw - 1412). Op kaart uit 1513 is de ruïne nog te zien. Bij de aanleg van de vestingwerken in 1585 moet deze grotendeels zijn verdwenen. Het kasteel maakt onderdeel uit van de oude bezittingen van de Heeren van Arkel. Op diverse plaatsen zijn funderingen aangetroffen. Deze zijn in 1815 opgemeten, in 1996 blootgelegd en weer begraven. Het terrein wordt overdekt door een kleilaag. Met name de dieper gelegen sporen en structuren bezitten vermoedelijk een redelijke gaafheid (monument 6.801). Daarnaast gaat het om een wettelijk beschermd terrein van zeer hoge archeologische waarde met sporen van bewoning uit het Mesolithicum, het Neolithicum en mogelijk de Bronstijd (monument 15.562). In het Archeologisch Informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis) zijn geen vondstlocaties geregistreerd in de Woelse Waard. De vondstlocaties uit de omgeving van de Woelse Waard houden verband met de eerder genoemde archeologische terreinen (zie figuur 6.105). Ter hoogte van de Woelse Waard zijn in Archis alleen archeologische bureauonderzoeken geregistreerd. Er heeft geen archeologisch booronderzoek of gravend archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

Figuur 6.105 Archeologische monumenten en vondstlocaties geregistreerd in Archis in de (omgeving van) de Woelse Waard. Bron: RCE/Archis december 2018.

Op de archeologische verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied heeft de gehele Woelse Waard een middellage archeologische verwachting. Voor het water in de Woelse Waard geldt een lage archeologische verwachting (zie figuur 6.106).

In 2010 is voor de Woelse Waard een archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek uitgevoerd [Heunks & van Hemmen 2010]. In het bureauonderzoek wordt beschreven dat de Waal/Merwede na de laatmiddeleeuwse bedijking de neiging kreeg zich te verondiepen en er eilanden en nevengeulen werden gevormd. Daarbij bleef echter wel sprake van een hoofdgeul, die zich meer ging uitbochten en in korte tijd tot de randen van haar bereik (de dijken) neigde. Deze verplaatsing vond stapsgewijs plaats waarbij in veel uiterwaarden een typerend reliëf van min of meer parallelle voormalige geulenrestanten (strangen) en tussenliggende zandeilanden ontstond. Ter hoogte van de Woelse Waard lag de hoofdgeul van de Waal rond 1300 even ten noorden van de middeleeuwse kern van Woudrichem. Vermoedelijk heeft de hoofdgeul van de Merwede zich na verloop van tijd naar het noorden bewogen tot aan de voet van de noordelijke Merwedebandijk. Daarna is de loop door menselijke ingrijpen weer zuidwaarts gedwongen omdat de stad Gorinchem meer belang had bij een weinig actieve nevengeul, waarover zij vanaf de hoofdgeul makkelijk kon worden bereikt, dan bij een hoofdgeul die almaar actiever werd en een bedreiging vormde voor de stad [Heunks & van Hemmen 2010].

Figuur 6.106 Woelse Waard op de Archeologische verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied. Bron: Cohen et al. 2014.

Op de Kaart van de Grafelijkheidslanden gelegen omtrent Gorinchem en de limieten van de landen van den graaf van Meurs en de Vrouwe van Hoorne van Pieter Sluyter uit 1553 is nog de stad Gorinchem in haar middeleeuwse verschijningsvorm te zien, voorafgaand aan de aanleg van de vestingwerken (zie figuur 6.107). Het noordelijk deel van wat nu de Woelse Waard is, is op de kaart aangeduid met de letter ´L´. Het kasteel van de heren van Arkel is aangeduid met de letter ´K´. De noordelijke nevengeul van de Merwede wordt op deze kaart aangeduid als ‘Nieuwe Haven’. Op het eiland ten zuiden van de nevengeul is een galgenveld met galgen en raden aangeduid. Op de Kaart van de rivier de Merwede, van even boven het dorp Sleeuwijk oostwaarts, voorbij Gorinchem en de monding van de Linge, tot aan de rivieren Waal en Maas bij Woudrichem en Loevestein van Nicolaas Cruquius uit 1729 is een pad te zien dat vanaf het dorp Dalem naar de Dalempoort van de vesting Gorinchem loopt. Dit pad ligt op dat moment tegen de nevengeul aan. Dit doet vermoeden dat deze geul in de loop der tijd naar het noorden is opgeschoven of is uitgebreid. Op kaarten uit de 19e eeuw wordt de dijk tussen Dalem en de vesting Gorinchem aangeduid. De dijk is vermoedelijk aan het begin van de 19e eeuw gerealiseerd. Op de rivierkaart uit 1833 (1e druk, serie 1, kaartblad 12 Gorinchem) is te zien dat de rivier dicht langs de Dalemse sluizen en de dijk stroomt. Wat nu de Woelse Waard is, ligt dan ter hoogte van de noordelijke nevengeul van de Merwede, of de ‘Nieuwe Haven’.

Figuur 6.107 Uitsnede uit de Kaart van de Grafelijkheidslanden gelegen omtrent Gorinchem en de limieten van de landen van den graaf van Meurs en de Vrouwe van Hoorne van Pieter Sluyter uit 1553. Bron: Nationaal Archief, Kaartcollectie Binnenland Hingman, toegang 4.VTH, inventarisnummer 2453.

Figuur 6.108 Uitsnede uit de Kaart van de rivier de Merwede, van even boven het dorp Sleeuwijk oostwaarts, voorbij Gorinchem en de monding van de Linge, tot aan de rivieren Waal en Maas bij Woudrichem en Loevestein van Nicolaas Cruquius uit 1729. Bron: Nationaal Archief, Kaartcollectie Zuid-Holland Ernsting, toegang 4.ZHPB4, inventarisnummer 146.

Figuur 6.109 Woelse Waard op de rivierkaart, 1e druk, serie 1, kaartblad 12 Gorinchem uit 1833. Bron: Rijkswaterstaat.

In de tweede helft 19e eeuw wordt een aanvang gemaakt met grootschalige normalisatiewerkzaamheden aan de verschillende Rijntakken. Onder andere door aanleg van een systematisch grid van kribben en langsdammen wordt de riviergeul in een strak keurslijf gegoten, waardoor deze op diepte blijven en beter beheersbaar vanuit veiligheidsdoelstellingen [Heunks & van Hemmen 2010]. Op de rivierkaart uit 1884 (1e herziening, serie 1, kaartblad 12 Gorinchem) staan in wat nu de Woelse Waard is verschillende kribben en langsdammen aangeduid die zijn aangelegd tussen 1864 en 1874. Ten oosten van de Dalemse sluis staat een gebied aangeduid dat in 1864-1865 is aangevuld tot een niveau van 2,2 meter boven NAP. Het eiland in de Merwede, de Middelwaard, is volledig verdwenen (zie figuur 6.110). Op de rivierkaart uit 1959 (2e herziening, serie 1, kaartblad 12 Gorinchem, vijfde druk) is te zien dat het gebied achter de in de 19e eeuw aangelegde langsdammen volledig verland is, met uitzondering van de uitwatering van de Dalemse sluis (de ‘Dalemsche geul’). Nieuwe langsdammen verder naar het zuiden markeren nu de loop van de rivier. Tussen de oude en de nieuwe langsdammen vindt zandwinning plaats. De Woelse Waard, die eerder de buitenbocht van de Merwede vormde, is door menselijk ingrijpen in 100 jaar in de binnenbocht van de Merwede komen te liggen. De Woelse Waard zoals we die nu kennen is dus in feite een 19e/20e-eeuwse creatie.

Figuur 6.110 Woelse Waard op de rivierkaart, 1e herziening, serie 1, kaartblad 12 Gorinchem uit 1884. Bron: Rijkswaterstaat.

Figuur 6.111 Woelse Waard op de rivierkaart, 2e herziening, serie 1, kaartblad 12 Gorinchem uit 1959 (vijfde druk). Bron: Rijkswaterstaat.

In het bureauonderzoek uit 2010 wordt voor de Woelse Waard geconcludeerd dat oudere afzettingen ter hoogte van de Woelse Waard vrijwel volledig zijn opgeruimd door de Merwede en dat de archeologische verwachting voor de Woelse Waard laag is. Uitzondering hierop vormt een gebied direct grenzend aan de dijk ten oosten van de Dalemse sluis. Door kleinschalige dijkterugleggingen zou hier een smalle strook oudhoevig land zijn ontstaan, dat buiten de directe invloedssfeer van de Merwede zou zijn gebleven. Oudhoevig land is middeleeuws boerenland dat is prijsgegeven aan de rivier. Aan deze strook is een middelmatige verwachting toegekend. Daarnaast zouden in de gehele uiterwaard in de zone direct grenzend aan de dijk intacte resten verwacht kunnen worden van de noordoever van in oorsprong laatmiddeleeuwse nevengeul van de Merwede. Ook hieraan is een middelmatige archeologische verwachting toegekend, specifiek met betrekking tot watergerelateerde archeologische resten zoals beschoeiing en vaartuigen (zie figuur 6.112) [Heunks& van Hemmen 2010].

Figuur 6.112 Zones met een middelmatige archeologische verwachting (buitendijks oudhoevig land en de oever van de van oorsprong laatmiddeleeuwse nevengeul van de Merwede) weergeven op AHN. Bron: Heunks & van Hemmen 2010.

Cultuurhistorie

Het beschermd stadsgezicht van Gorinchem beslaat een groot deel van de Woelse Waard (zie figuur 6.113). Het stadssilhouet van Gorinchem is bijzonder waardevol, vooral vanuit het zuiden en zuidoosten, waar over grote afstanden vrij zicht daarop bestaat. In het silhouet spelen de vestingwallen door hun relatief grote hoogte en hun bovendien hoog opgaande boombeplanting een overheersende rol. De vestingstad tekent zich hierdoor scherp in de omgeving af. Het voor de historische vestingstad zo kenmerkende isolement ten opzichte van de omgeving wordt nog versterkt wanneer bij hoog water de uiterwaarden zijn overstroomd. In het bestemmingsplan Binnenstad e.o. is de dubbelbestemming waarde – beschermd stadsgezicht opgenomen. In de bijbehorende planregels zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van het oprichten van bouwwerken, het uitvoeren van werk(zaamheden) en het slopen van bouwwerken. Buiten het oprichten en slopen van bouwwerken zijn de volgende werkzaamheden vergunningplichtig:

  • het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  • het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen;

  • het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting c.q. het kappen daarvan;

  • het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen;

  • het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.

Figuur 6.113 cultuurhistorische waarden

De molenbiotoop van de korenmolen ‘De Hoop’ (rijksmonument 16.691; Dalemwal 21) strekt zich uit tot in de Woelse Waard (zie figuur 6.25). Een molenbiotoop is de omgeving waarmee een molen in relatie staat. Voor een windmolen is dit de ruimte direct rondom de molen. Deze dient gevrijwaard te worden van obstakels, zodat de wind de molenwieken ongestoord kan bereiken en de molen goed zichtbaar is. Bij een watermolen bestaat de molenbiotoop voornamelijk uit de beken die het water aan- en afvoeren, en alle bijbehorende waterwerken. Een goede molenbiotoop, met een vrije windvang of voldoende watertoevoer, maakt het mogelijk dat een molen regelmatig in bedrijf is. Een draaiende molen behoeft aanzienlijk minder vaak groot (en dus kostbaar) onderhoud dan een stilstaande, omdat gebreken tijdig worden geconstateerd. Daarnaast is de houtconstructie zelf minder vatbaar voor ongedierte en vocht omdat de molen in beweging is en goed geventileerd wordt. Een goede molenbiotoop is dus noodzakelijk voor zowel het functioneren als het behoud van de molen. De korenmolen ‘De Hoop’ is nog in bedrijf. De molenbiotoop beslaat een straal van 400 meter rondom de korenmolen. De begrenzing van de molenbiotoop is ontleend aan de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. In de verordening is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een straal van 100 meter rondom de molen geen nieuwe bebouwing of beplanting wordt toegestaan, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.

De inundatie- en uitwateringssluis bij Dalem (Dalemse Sluis, rijksmonument 532.021) stamt uit de vroegste periode van aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De sluis is in 1814 ontworpen als nooduitwateringssluis, maar werd direct daarna aangepast voor militaire toepassingen. De sluis is de opvolger van een door watersnood (1809) en oorlogshandelingen (1814) beschadigde nooduitwateringssluis, de Ambtssluis, uit 1661. Aanvankelijk loosde de sluis rechtstreeks op de Merwede. Door het ontstaan van de Woelse Waard na de riviernormalisatie in de 19e eeuw, staat de sluis nu via de Dalems(ch)e geul in verbinding met de rivier. De geul maakt geen onderdeel uit van het monument.

De gemeente Gorinchem kent nog geen gemeentelijke monumenten, maar is wel voornemens op korte termijn gemeentelijke monumenten aan te wijzen. Er liggen geen rijksmonumenten, toekomstige gemeentelijke monumenten of beeldbepalende bomen binnen de Woelse Waard. Alle monumenten en beeldbepalende bomen liggen langs de Dalemsedijk, Merwededijk en Lingsesdijk of binnen de vesting.

Toelichting effecten varianten

Effect op landschappelijke kwaliteiten

Alle varianten volgen deels het tracé van de voormalige geul in het noordelijk deel van de uiterwaard. Of het belangrijke open karakter van de uiterwaard en de beleving vanaf de dijk kan blijven gehandhaafd is afhankelijk van de inrichting van de oevers van de geul. Voor het verlagen van het maaiveld tussen de bestaande plassen aan de zuidzijde zullen een aantal bomen moeten worden gekapt, dit heeft een beperkte impact op het landschappelijk beeld.

Variant 1a en 1b: Deze variant met de meest omvangrijke geul geeft een belangrijke verandering van het karakter van de uiterwaard, een fors deel van de open weiden worden water. De uiterwaard zal meer besloten worden als de oevers naar verwachting begroeid raken. Jammer is dat het vrije zicht vanaf de dijk op de rivier op veel plekken kan verdwijnen. In de uiterwaard ontstaat een driedeling, namelijk water langs de dijk, vervolgens een dunne strook agrarisch land en vervolgens de bestaande plassen. Het effect is licht negatief beoordeeld (0/-).

Variant 2a: Deze variant sluit aan bij het noordelijke restant van de oorspronkelijke geul en volgt zoveel mogelijk het oorspronkelijke tracé daarvan. Hiermee volgt hij ook de bestaande hoogten in het gebied. De kenmerkende openheid vanaf de dijk blijft behouden als de oevers niet te veel begroeid raken. De variante sluit goed aan op de bestaande aanleidingen en vergroot de afwisseling. Het effect is positief beoordeeld (+).

Variant 2b: De geul komt in deze variant los te liggen van het relict van de oorspronkelijke geul en wordt midden in het gebied geplaatst. Daarnaast doorsnijdt hij de bestaande verhoging. De opbouw van het gebied wordt daarmee minder afleesbaar en logisch. Het effect is negatief beoordeeld (-).

Effect op archeologische waarden

Voor het beoordelen van de varianten wordt het verwachtingsmodel uit de bureaustudie van Heunks en van Hemmen uit 2010 gebruikt, omdat dit het meest specifieke verwachtingsmodel is dat beschikbaar is voor de Woelse Waard.

In variant 1a heeft de totale vergraving een oppervlakte van circa 15,9 hectare. Er worden strangen gegraven tot circa 2-3 meter beneden maaiveld (talud 1:10), en met een oppervlakte van circa 13,1 hectare. Daarnaast vindt maaiveldverlaging plaats met 1-1,5 meter over een oppervlakte van circa 2,8 hectare. De strangen worden gegraven ter hoogte van voormalige nevengeul van de Merwede. Hierbij raken de vergravingen aan de noordoever van deze geul waaraan Heunks en van Hemmen een middelmatige archeologische verwachting hebben toegekend. De maaiveldverlaging tussen de bestaande zandwinplassen vindt plaats in een gebied met een (zeer) lage archeologische verwachting.

In variant 1b zijn de te vergraven oppervlakten gelijk aan die in variant 1a. De vergraving is echter dieper. De strangen worden uitgegraven tot circa 5-6 meter beneden maaiveld (talud 1:3). De maaiveldverlaging bedraagt circa 4 meter. Hierdoor worden de bestaande zandwinplassen met elkaar verbonden. De strangen worden gegraven ter hoogte van voormalige nevengeul van de Merwede. Hierbij raken de vergravingen aan de noordoever van deze geul waaraan Heunks en van Hemmen een middelmatige archeologische verwachting hebben toegekend. De maaiveldverlaging vindt plaats in een gebied met een (zeer) lage archeologische verwachting.

In variant 2a worden strangen gegraven met een oppervlakte van circa 6,2 hectare. De vergravingsdiepte bedraagt circa 2-3 meter beneden maaiveld (talud 1:10). Daarnaast worden de oevers van de bestaande zandwinplassen verondiept/verflauwd, wordt stortsteen verwijderd en wordt rivierhout in de vorm van verankerde dode bomen, aangelegd. De strangen worden gegraven ter hoogte van voormalige nevengeul van de Merwede. Mogelijk raken de vergravingen aan de noordoever van deze geul waaraan Heunks en van Hemmen een middelmatige archeologische verwachting hebben toegekend. De werkzaamheden aan de oevers van de bestaande zandwinplassen vinden plaats in een zone waaraan een (zeer) lage archeologische verwachting wordt toegekend.

In variant 2b worden de strangen zuidelijker gegraven dan in variant 2a. De te graven strangen hebben een oppervlakte van circa 7,6 hectare. De ontgravingsdiepte is gelijk aan die in variant 2a. In variant 2b vinden dezelfde ingrepen plaats aan de oevers van de zandwinplassen als in variant 2a. De strangen worden gegraven ter hoogte van/ten zuiden van de voormalige nevengeul van de Merwede. Daarbij wordt de noordoever van deze nevengeul, waaraan door Heunks en van Hemmen een middelmatige archeologische verwachting is toegekend, ontzien. De werkzaamheden aan de oevers van de bestaande zandwinplassen vinden plaats in een zone waaraan een (zeer) lage archeologische verwachting wordt toegekend.

Het effect van de maaiveldverlaging tussen de bestaande zandwinplassen in varianten 1a en 1b en de werkzaamheden aan de oevers van de bestaande zandwinplassen in varianten 2a en 2b, wordt verwaarloosbaar geacht vanwege de (zeer) lage archeologische verwachting ter plaatse. Daarom wordt voor het effect op de archeologie alleen gekeken naar de te graven strangen.

De vergraving is qua oppervlakte het grootst in varianten 1a en 1b, waarbij de vergravingen in variant 1b veel dieper reiken dan in variant 1a. Het effect van variant 1a en variant 1b wordt licht negatief (-) beoordeeld vanwege de middelmatige archeologische verwachting die aan de noordoever van de voormalige nevengeul is toegekend. Hoewel het te vergraven oppervlak van in variant 2a aanzienlijk kleiner is dan dat in variant 1a en variant 1b, wordt vanwege de ligging het effect op de noordoever van de voormalige nevengeul, waaraan een middelmatige archeologische verwachting is toegekend, vergelijkbaar geacht. Daarom wordt het effect van variant 2a als licht negatief (-) beoordeeld. Door de meer zuidelijke ligging van de strangen in variant 2b, is er in deze variant geen effect op de noordoever van de voormalige nevengeul. Het effect van variant 2b wordt daarom als neutraal (0) beoordeeld.

Effect op cultuurhistorische waarden

Geen van de varianten heeft een negatief effect op beschermde cultuurhistorische waarden. Er worden geen rijksmonumenten of toekomstige gemeentelijke monumenten aangetast als gevolg van het graven van de strangen, de maaiveldverlaging of de aanpassingen aan de oevers van de zandwinplassen. Geen van de varianten heeft een negatief effect op het open karakter van de Woelse Waard en het vrij zicht op het beschermd stadsgezicht van Gorinchem. In feite versterkt het graven van de strangen, of het terugbrengen van een deel van de voormalige nevengeul van de Merwede, de relatie tussen de vesting Gorinchem en de rivier. Geen van de varianten heeft een effect op de molenbiotoop van korenmolen ‘De Hoop’. Ook hebben de varianten geen negatief effect op het rijksmonumenten de Dalemse Sluis. In feite versterkt het graven van de strangen de relatie tussen de Dalemse Sluis en de rivier, met name in varianten 1a, 1b en 2a. Daarom wordt het effect van de varianten op de cultuurhistorische waarden in het gebied als licht positief beoordeeld (+).

Beoordeling varianten

De effectbeoordeling kan samengevat worden in onderstaande tabel.

Tabel 6.54 Effecten landschap, cultuurhistorie en cultuurhistorie

 

Variant 1a

Variant 1b

Variant 2a

Variant 2b

Effect op landschappelijke kwaliteiten

0/-

0/-

+

-

Effect op archeologische waarden

-

-

-

0

Effect op cultuurhistorische waarden

+

+

+

+