Landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden

Referentiesituatie

Landschap

De Crobsche Uiterwaard is een zeer brede uiterwaard met dichte natuurlijke beplanting en op een aantal plekken kleinschalig agrarisch gebruik. Het is de breedste uiterwaard op het traject Gorinchem-Waardenburg. Door de breedte en de beplanting is vanaf de dijk de rivier hier uit het zicht.

Figuur 6.20 Analysekaart landschap Crobsche Waard

Centraal in de Crobsche Waard op een hoger en droog plateau ligt een omvangrijke steenfabriek. Een steenoven ligt er al bijna anderhalve eeuw. De fabriek ligt aan een zomerkade van oost naar west. De huidige toegang wordt gevormd door een kade vanaf de dijk bij de noordzijde van Haaften. De kade stond markant in de populieren, deze bomen zijn recent opnieuw aangeplant.

De uiterwaard is grotendeels ontgraven. Aanvankelijk is er vooral klei gewonnen waardoor plassen zijn ontstaan. Rond deze plassen en op de resterende kades tussen de plassen staat nog veel bos en bosschages. Vanaf de dijk zijn er op enkele plekken zichten die een blik bieden op het water.

In de jaren ’80 is er aan de westzijde, tussen de fabriek en de rivier, ook zand gewonnen. Hier ligt een grote, diepe en open plas. Vanaf de dijk en vanaf de westzijde van Hellouw heb je over de plas zicht op de rivier.

Archeologie

Op de archeologische beleidskaart van de voormalige gemeente Neerijnen (nu onderdeel van de gemeente West Betuwe) is aan de gronden in de Crobsche Waard deels een lage archeologische verwachting toegekend en deels geen archeologische verwachting toegekend (zie figuur 6.21). Aan het water in de Crobsche Waard is eveneens geen archeologische verwachting toegekend. Voor de gebieden zonder archeologische verwachting, gelden geen voorschriften vanuit de archeologie. Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting geldt dat bodemroerende ingrepen met een omvang van 1 hectare of meer vergunningplichtig zijn vanuit de archeologie. Voor de gebieden met een middelhoge archeologische verwachting geldt dat bodemroerende ingrepen dieper dan 50 cm vergunningplichtig zijn vanuit de archeologie, wanneer deze een oppervlakte beslaan van 5.000 m2 of meer.

Figuur 6.21 Uitsnede archeologische beleidskaart voormalige gemeente Neerijnen. Bron: gemeente Neerijnen 2008.

Op de archeologische verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied heeft de Crobsche Waard een middellage archeologische verwachting voor land en lage archeologische verwachting voor water. Delen van de Crobsche Waard hebben daarnaast een middelhoge archeologische verwachting voor begraven watergerelateerde archeologie. Ook zijn in grote delen van de Crobsche Waard afgravingen gekarteerd (zie figuur 6.22).

Figuur 6.22 Archeologische verwachting Crobsche Waard [Cohen et al. 2014]

De lage archeologische verwachting in de Crobsche Waard is er met name vanwege het feit dat de oudere fossiele stroomgordels in de ondergrond hier geërodeerd zijn door de Waal. Voorafgaand aan de bedijking vormden de stroomruggen in het rivierengebied de hogeren gelegen delen van het landschap, die aantrekkelijk waren voor bewoning. Dat aan delen van de Crobsche Waard geen archeologische verwachting (meer) is toegekend, is het gevolg van afgraving die heeft plaatsgevonden in de Crobsche Waard, met name ten behoeve van de grondstoffenwinning voor de baksteen- en dakpannenindustrie. Onder de holocene rivierafzettingen (Formatie van Echteld) in de Crobsche Waard komt pleistoceen rivierzand (Formatie van Kreftenheye) en pleistoceen dekzand (Formatie van Boxtel) voor vanaf een diepte van circa 5 meter beneden NAP. Deze afzettingen worden afgedekt door een kleilaag (Laagpakket van Wijchen).

In 2015 is in het kader van de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd [Transect, 2015]. In dit onderzoek zijn alle bekende en te verwachten archeologische waarden geïnventariseerd. Hierbij is ook de Crobsche Waard meegenomen. De inventarisatie voor de Crobsche waard is in het kader van onderhavige rapportage geactualiseerd. Binnen de Crobsche Waard zijn geen terreinen van archeologische waarde gelegen. Wel zijn in het Archeologisch Informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Archis) twee vondstlocaties geregistreerd in de Crobsche Waard (actualiteit: december 2018): Archis3 zaakidentificatie 2923974100 (Archis2 waarneming 39.162) en Archis3 zaakidentificatie 2923982100 (Archis2 waarneming 39.163) (zie figuur 6.50). Het gaat daarbij om een bronzen pseudomuntfibula uit de Vroege Middeleeuwen (525-900 na Chr.) en om een klaverbladvormig stuk bronzen beslag met in het midden een dierkopje uit dezelfde periode. De vondsten zijn gedaan in 1991 en in 1993 met een metaaldetector in een zandwinningsdepot. Het gaat hier dus om archeologisch materiaal dat met het zand van elders aangevoerd is. De vondsten vormen dus geen indicatie voor de archeologische verwachting ter plaatse. Ter hoogte van de Crobsche Waard zijn in Archis alleen archeologische bureauonderzoeken geregistreerd. Er heeft geen archeologisch booronderzoek of gravend archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

Figuur 6.23 Vondstlocaties geregistreerd in Archis in de Crobsche Waard. Bron: RCE/Archis december 2018.

Op de kaart van De Waal tussen de Grote Krop tot Haaften en de Breemwaard van J Tijnagel uit 1669 (kopie van P. Prilleritz uit 1767, zie figuur 3.24) is de eigendomssituatie van de gronden in de zuidwesthoek van de Crobsche Waard aangeduid. Op de kaart is geen informatie opgenomen over het grondgebruik. Deze gronden worden op dat moment niet als onderdeel van de Crobsche Waard beschouwd, waarvan zij door middel van de zomerkade zijn gescheiden. De Crobsche Waard, of de Grote Krop, is op de kaart aangeduid met de letter ‘A’, en was in bezit van de familie van Brederode die aan het begin van de 17e eeuw de heerlijkheid Haaften vererfde. Een groot deel van de op de 17e-eeuwse kaart afgebeelde gronden zijn inmiddels vergraven en nu water. De nog aanwezige gronden (dichter naar de rivier) zijn grotendeels aanwassen van na de 17e eeuw. De locatie van de lange krib op de kaart uit 1669, is nu volledig verland.

Op luchtfoto’s van het gebied zijn ribbels in het landschap te zien. De ribbels in het landschap zijn vermoedelijk rabatten. Voor bosbouw in nat gebied worden greppels gegraven en de grond uit de greppels wordt gebruikt om aarden walletjes op te werpen zodat de bomen boven het water staan.

Figuur 6.24 kaart van De Waal tussen de Grote Krop tot Haaften en de Breemwaard van J Tijnagel uit 1669 (kopie van P. Prilleritz uit 1767). Bron: Gelders Archief, Hof van Gelre en Zutphen, toegang 0124, inventarisnr 5915.

Cultuurhistorie

Bouwkundige cultuurhistorische waarden zijn in de Crobsche Waard beperkt aanwezig. Zowel de rijksmonumenten (beschermd in het kader van de Monumentenwet), de MIP-objecten (objecten geinventariseerd in het kader van het Monumenten Inventarisatie project als aan te wijzen monument) bevinden zich op of aan de binnenzijde (landzijde) van de dijk. In de Crobsche Waard zelf is wel één gemeentelijke monument gelegen ter hoogte van Hellouw: een gemaal met sluisje (zie figuur 6.25). Op de rivierkaart uit 1832 (serie 1, 1e druk, kaartblad 10 Zuilichem) is op deze locatie een stenen duiker in de kade aanwezig (zie figuur 6.26). Op de rivierkaart uit 1875 (serie 1, 1e herziening, kaartblad 10 Zuilichem) is op de locatie een stenen sluis en een stoomgemaal aangeduid (zie figuur 6.27). Het stoomgemaal is gebouwd in 1870-1871. Op de rivierkaart uit 1960 (serie 1, 2e herziening, 4e uitgave, kaartblad 10 Zaltbommel en kaartblad 11 Zuilichem is te zien dat het stoomgemaal plaats heeft gemaakt voor een elektrische gemaal. Ook de stenen uitwateringssluis staat op deze kaart aangeduid. Daarnaast bevindt zich in het gebied een steenfabrieksterrein. Op de rivierkaart uit 1832 zijn in de Crobsche Waard nog geen steenfabrieken aangeduid (zie figuur 6.26).

Figuur 6.25 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

Op de rivierkaart uit 1875 (zie figuur 6.55) zijn verschillende steenovens aangegeven: de steenovens van W. van Lookeren Campagne (1863, 1867) en de steenoven van de Weduwe J.G. van Kuijk (1872). Aanvankelijk waren dit veldovens of ‘Waalovens’. Aan het eind van de 19e eeuw zijn de veldovens van de familie Van Lookeren Campagne vervangen door ringovens. Op de rivierkaart uit 1960 (serie 1, 2e herziening, 4e uitgave, kaartblad 10 Zaltbommel en kaartblad 11 Zuilichem) is ter hoogte van de steenoven van de Weduwe J.G. van Kuijk geen steenfabriek meer aanwezig, ter hoogte van de steenovens van de familie Van Lookeren Campagne wel. Dit is waar ook vandaag de dag nog de steenfabriek ‘de Crob’ staat.

Figuur 6.26 Crobsche Waard op de rivierkaart, serie 1, 1e druk (10 Zuilichem) uit 1832. Bron: Rijkswaterstaat.

De molenbiotoop van de korenmolen ‘de Blauwe Reiger’ (rijksmonument 30.346; Waalbandijk 249) strekt zich uit tot in de Crobsche Waard. Een molenbiotoop is de omgeving waarmee een molen in relatie staat. Voor een windmolen is dit de ruimte direct rondom de molen. Deze dient gevrijwaard te worden van obstakels, zodat de wind de molenwieken ongestoord kan bereiken en de molen goed zichtbaar is. Een goede molenbiotoop, met een vrije windvang, maakt het mogelijk dat een molen regelmatig in bedrijf is. Een draaiende molen behoeft aanzienlijk minder vaak groot (en dus kostbaar) onderhoud dan een stilstaande. Een goede molenbiotoop is dus noodzakelijk voor zowel het functioneren als het behoud van de molen. De korenmolen ‘de Blauwe Reiger’ is nog in bedrijf. De molenbiotoop beslaat een straal van 400 meter rondom de korenmolen. de begrenzing van de molenbiotoop is ontleend aan de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland. In de verordening is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop geen nieuwe bebouwing dan wel beplanting wordt toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

Figuur 6.27 Crobsche Waard op de rivierkaart, serie 1, 1e herziening (10 Zuilichem) uit 1875. Bron: Rijkswaterstaat.

Figuur 6.28 Crobsche Waard op de rivierkaart, serie 1, 2e herziening, 4e uitgave (10 Zaltbommel / 11 Zuilichem) uit 1960. Bron: Rijkswaterstaat.

Toelichting effecten varianten

Effect op landschappelijke kwaliteiten

Alle varianten beperken zich voor wat betreft de invloed op het landschap tot een klein gedeelte van de uiterwaarden. De uiterwaard blijft in zijn algemeenheid breed en dicht beplant en blijft de rivier vanaf de dijk aan het zicht onttrekken.

De varianten hebben invloed op de strook land tussen de steenfabriek en de rivier. Daarbij blijft de bestaande plas aan de westzijde geheel in tact. Het verschil uit zich met name in het oosten, aan de zijde van Haaften. Bepalend is daarbij ook hoe de nieuwe plas en zijn omgeving worden ingericht, de varianten doen daarover nog geen uitspraken.

Variant 1: Landschappelijk gezien levert deze variant geen verandering op. De bestaande (zandwin)plas wordt hier wat verder doorgetrokken naar de oostzijde. De lengte is echter beperkt en er is weinig zicht op deze verlenging.

Variant 2: Ook deze variant geeft niet een geheel ander landschappelijk beeld voor de uiterwaard. Een kleinere bestaande plas en relict van een oude strang wordt opgenomen in de nieuwe situatie. Er komt minder weide en meer water. De plas wordt nu beter zichtbaar vanaf de toegangsweg tot de steenfabriek. Deze verandering past echter bij deze waard.

Variant 3a: Deze variant geeft wel een verandering van het beeld. De grote (zandwin)plas wordt hier doorgetrokken tot aan de Beslagplas bij Haaften, het wordt een groot wateroppervlak parallel aan de rivier. De bomen direct langs de oostrand van de Beslagplas schermen het water nog enigszins af voor een direct zicht vanaf de dijk. Maar waar nu verschillende bomenschermen aanwezig zijn is er straks achter de bomen zicht op de grote plas en de rivier vanaf de dijk bij Haaften. Er ontstaat langs de rivier een grote open ruimte, het gevarieerde en besloten karakter dat de Crobsche Waard nu kenmerkt verdwijnt. Dit is als licht negatief effect beoordeeld.

Variant 3b: Bij deze variant is de openheid nog groter doordat ook de bestaande rivieroever vervangen wordt door een smalle langsdam. Nu staat er in deze strook her en der nog beplanting, de langsdam geeft hier volledige openheid en vrij zicht. Dit is als licht negatief effect beoordeeld.

Effect op archeologsiche waarden

Voor alle varianten geldt dat de voorgenomen ontgraving plaatsvindt in gebieden met enerzijds een lage en anderzijds geen archeologische verwachting op de archeologische beleidskaart van de gemeente Neerijnen. Bij varianten 1a en 1b beslaat de geul een oppervlak van circa 2,7 hectare, bij varianten 2a en 2b beslaat de geul een oppervlakte van circa 6,8 hectare, bij variant 3a beslaat de geul een oppervlakte van circa 12,5 hectare, en bij variant 3b beslaat de geul een oppervlakte van circa 35,2 hectare. Bij varianten 1a, 2a en 3a wordt de geul aangelegd tot een diepte variërend van 2 meter tot 0,5 meter boven NAP (talud 1:10). Bij varianten 1b, 2b en 3b wordt de geul aangelegd tot een diepte van 2 meter boven tot 10 meter beneden NAP (talud 1:6). Bij variant 3b wordt tevens een langsdam gerealiseerd. Dat betekent dat alle varianten in principe vergunningplichtig zijn vanuit de archeologie.

Op de archeologische verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied liggen alle varianten in een zone met een middellage archeologische verwachting en een middelhoge archeologische verwachting voor begraven watergerelateerde archeologie. Op deze kaart is echter ook aangegeven dat in het gebied waarbinnen de varianten liggen afgraving heeft plaatsgevonden. Op basis van historische kaartmateriaal en historische maaiveldhoogtes in relatie tot huidige maaiveldhoogtes, lijkt dat voor het gebied waarbinnen de varianten liggen echter maar beperkt van toepassing te zijn. Voor alle varianten geldt dat rekening moet worden gehouden met het voorkomen op begraven watergerelateerde archeologie. De trefkans is laag. Bij varianten2a, 2b en 3b moet vanwege de grote maximale ontgravingsdiepte ook rekening worden met het voorkomen van paleolithisch materiaal (bewerkt vuursteen en botmateriaal). De onderzoeksmogelijkheden zijn vanwege de grote diepte echter beperkt, en daardoor is ook de te behalen kenniswinst beperkt. In varianten 3a en 3b moet daarnaast rekening worden gehouden met mogelijk resten van de op de rivierkaart uit 1832 en/of 1875 voorkomende woning, de veldovens van de Weduwe J.G. van Kuijk en de kade tussen ‘Het Beslag’ en ‘De Krop’. Het is niet bekend in hoeverre hiervan nog sporen bewaard zijn gebleven.,

Geen van de varianten doorsnijdt een gebied met middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarden. Ook vinden er geen ingrepen plaats ter hoogte van bekende archeologische waarden. Derhalve wordt het effect van de varianten 1a en 1b op de archeologie als te verwaarlozen beschouwd (0). Het effect van de varianten 2a, 2b wordt als licht negatief (0/-) beschouwd vanwege de diepte van de ingrepen waarbij een vroeg-prehistorisch landschap wordt geraakt waarover feitelijk nog nauwelijks iets bekend is. De varianten 3a en 3b zijn negatief (-) beoordeeld vanwege de ligging van de locatie van een woning, de veldovens van de Weduwe J.G. van Kuijk en de kade tussen ‘Het Beslag’ en ‘De Krop’ op de rivierkaarten van 1832 en/of 1875.

Effect op cultuurhistorische waarden

Geen van de varianten heeft een negatief effect op beschermde cultuurhistorische waarden. Er worden geen rijks- en gemeentelijke monumenten aangetast als gevolg van de te graven geul. Ook het steenfabrieksterrein blijft behouden en er worden geen MIP-objecten dan wel waardevolle bomen aangetast. Verder zijn er ook geen ingrepen voorzien in historisch geografisch waardevolle structuren en/of elementen. Het graven van de geulen heeft geen effect op de molenbiotoop van korenmolen ‘de Blauwe Reiger’. Derhalve wordt het effect van de varianten op de cultuurhistorische waarden in het gebied als neutraal beoordeeld.

Beoordeling varianten

De effectbeoordeling kan samengevat worden in onderstaande tabel.

Tabel 6.18 Effecten landschap, archeologie en cultuurhistorie

 

Variant 1a

Variant 1b

Variant 2a

Variant 2b

Variant 3a

Variant 3b

Effect op landschappelijke waarden

o

0

0

0

-

-

Effect op archeologische waarden

0

0

0/-

0/-

-

-

Effect op cultuurhistische waarden

0

0

0

0

0

0