5.4.2 Effecten woongenot en bebouwing

Aantal woningen/bedrijfspanden en bijgebouwen dat wordt geraakt

Het profiel van de dijk verandert als gevolg van de dijkversterking. Als gevolg hiervan kunnen woningen/bedrijfspanden en bijgebouwen mogelijk geraakt worden. Voor het DO is onderscheid gemaakt in:

  • Bruine opstallen: Dit zijn woningen/bedrijfspanden en/of bijgebouwen die te laag liggen en zich bevinden binnen het ruimtebeslag van de nieuwe dijk. De opstallen kunnen met aanvullende maatregelen (grondwerk/constructie) worden ingepast in de nieuwe dijk.

  • Groene opstallen: Dit zijn woningen/bedrijfspanden en/of bijgebouwen die hoog genoeg staan of buiten het ruimtebeslag van de nieuwe dijk vallen [1]. Er zijn geen maatregelen nodig om de opstallen in te passen. Mogelijk zijn er nog wel werkzaamheden rondom opstallen nodig (op het perceel). Ook kan het zijn dat er bij woningen afschermconstructies nodig zijn om schade bij uitvoering te voorkomen. Dit wordt bij het opstellen van het uitvoeringsontwerp uitgewerkt.

  • Gele opstallen: Dit zijn woningen/bedrijfspanden en/of bijgebouwen waar nog een analyse van de bouwkundige staat en/of aanwezigheid van souterrains/kelders loopt. Hieruit blijkt of er nog specifiek maatwerk ter plaatse van de woning nodig is. Het kan ook zijn dat er bij woningen afschermconstructies nodig zijn om schade bij uitvoering te voorkomen. Dit wordt bij het opstellen van het uitvoeringsontwerp uitgewerkt.

  • Rode opstallen: Dit zijn bedrijfspanden/bijgebouwen die niet behouden kunnen blijven.

Figuur 5.5 Effectkaart woningen/bedrijven en bijgebouwen

Bovenstaande kaart geeft het totaaloverzicht van de woningen, bedrijven en schuren/bijgebouwen weer. Als gevolg van de dijkversterking kunnen alle bestaande woningen behouden blijven. 20 woningen worden met maatwerk ingepast (bruine woningen). Voor ca. 30 woningen loopt momenteel nog een analyse van de bouwkundige staat en/of aanwezigheid van souterrains/kelders (gele woningen). Hieruit blijkt of er nog specifiek maatwerk ter plaatse van de woning nodig is. De overige woningen hebben geen maatwerk nodig. Wel verdwijnt als gevolg van de dijkversterking het bedrijf BUKO. 40 bijgebouwen kunnen niet behouden blijven, 6 bijgebouwen kunnen worden ingepast. Voor 6 bijgebouwen volgt nog uit de lopende analyse of maatwerk nodig is. Onder bijgebouwen vallen bijvoorbeeld houten schuurtjes en kippenhokken.

In de planuitwerkingsfase is voor de woningen die in de verkenningsfase nog binnen een witte vlek vielen (zie concept MER), samen met de betreffende eigenaren, gezocht naar een passende oplossing. Deze woningen zijn nu ‘ingekleurd’.

Mate van woongenot

Woongenot na realisatie van de dijkversterking

Parallel aan het ontwerpproces van het VKA naar het definitieve ontwerp (DO) is gebleken dat (veel) minder ingrijpende maatregelen nodig zijn. Over het algemeen is de noodzakelijke verhoging van de dijk daarmee veel kleiner waardoor het totaal effect in het DO op het woongenot veel kleiner is dan in het VKA.

Er treden globaal vier verschillende situaties op langs de dijk[2]:

In de meeste dijkvakken zijn één of twee van bovengenoemde situaties bepalend voor het woongenot. Er zijn enkele dijkvakken waar het woongenot positief beïnvloed wordt vanwege de extra ruimte en rust die ontstaan [3](als gevolg van het verder af komen te liggen van de dijk). Ook zijn er enkele dijkvakken waar het woongenot negatief beïnvloed wordt door een beperking van het uitzicht vanwege de ophoging van de dijk. In de meeste gevallen is de verhoging echter (zeer) beperkt (zie ook paragraaf 4.2.2), en/of wordt de verhoging gecompenseerd doordat de dijk verder van de woning af komt te liggen. Hierdoor verandert het woongenot (uitzicht, rust en ruimte) niet wezenlijk. Er treedt over het gehele traject gemiddeld geen wezenlijke aantasting van het woongenot op.

Deze effectbeoordeling is gebaseerd op de meest voorkomende veranderingen per dijkvak. Er is geen rekening gehouden met het effect van de nog te bepalen eventuele maatwerkmaatregelen (grondwerk of damwandconstructies) voor de inpassing van de dijkversterking bij individuele woningen of erven.

Woongenot tijdens de aanlegfase en andere tijdelijke effecten

De aanleg van de dijkversterking wordt uitgevoerd in meerdere fasen. De start van voorbereidende werkzaamheden aan de dijk zijn gepland vanaf 2020 tot begin 2021 (periode van ca. 1 jaar). Het betreft werkzaamheden zoals het verleggen kabels en leidingen, het kappen van bomen, het dempen van watergangen en het aanleggen van werkterreinen.

De uitvoering is gepland tussen 2021-2026 (periode van ca. 5 jaar). De werkzaamheden worden gefaseerd en verspreid over het traject uitgevoerd.  Allereerst wordt de grond in meerdere fases opgehoogd zodat deze goed kan zetten (inklinken). Afhankelijk van of er sprake is van buitendijkse oplossingen, constructies of binnendijks oplossingen vinden gedurende een kortere (2 jaar) of langere periode (4 jaar) werkzaamheden plaats aan de dijk (los van het jaar van de voorbereidingen).

Gedurende de voorbereiding en aanlegfase zal het woongenot negatief worden beïnvloed. Deels als gevolg van trillingshinder, stofoverlast en geluidsoverlast door de inzet van zwaar materieel en bouwverkeer. Deels door een tijdelijke verminderde bereikbaarheid van de erven. Deze effecten zijn beschreven in paragraaf 5.8.

Daarnaast treden andere tijdelijke effecten op die het woongenot of de persoonlijke situatie kunnen beïnvloeden:

  • Uitzicht en natuurbeleving: gedurende de werkzaamheden zal het uitzicht rommelig, minder mooi en mogelijk ook beperkt zijn. Waar het uitzicht nu vaak gedomineerd wordt door het vergezicht naar het water en de uiterwaarden (natuur), grasland, bomen en beplanting, (de weg op) de dijk, tuinen en andere woningen, wordt het uitzicht tijdens delen van de aanlegfase mede bepaald door werkmaterieel (graafmachines e.d.) en onbegroeide lagen [4]/ bergen grond. In sommige gevallen verdwijnen (delen van) tuinen om vergraven of opgehoogd te worden. Het zal enige tijd (tot enkele jaren) duren tot nieuw groen weer volledig is aangegroeid en het uitzicht is hersteld. Ook kan de natuurbeleving door deze aspecten tijdelijk minder zijn.

  • Rust en privacy: als gevolg van de eerder genoemde trillings- en geluidshinder door materieel, maar ook als gevolg van ‘activiteit’ en de aanwezigheid van werkmannen rond het huis, zal de rust en privacy tijdelijk verstoord kunnen worden.

  • Ruimte: vanwege de werkzaamheden zullen in sommige gevallen erven tijdelijk niet gebruikt kunnen worden voor eigen doeleinden.

  • Tijdelijke inbreuk op dagelijks leven: bovengenoemde effecten kunnen leiden tot noodzakelijke aanpassingen aan het dagelijks leven van mensen. Te denken valt aan extra tijd plannen voor aankomst bij / vertrek van huis, benodigde eigen werkzaamheden om het huis / tuin weer naar smaak in te richten, tijdelijk een andere werklocatie aanhouden voor mensen die aan huis werken, niet in de tuin kunnen zitten tijdens zomerse dagen.

  • Een ander onderwerp dat kan spelen tijdens de planvorming en het besluitvormingstraject over de dijkversterking, is dat de woonmobiliteit van mensen die moeten of willen verhuizen, wordt belemmerd. Gedurende die fasen zullen zij hun woning namelijk minder makkelijk kunnen verkopen, omdat kopers beducht zijn voor de op handen zijnde dijkversterking.

  • Tijdelijke andere woonruimte: Dijkbewoners kunnen gedurende de aanlegwerkzaamheden in hun woning blijven wonen: er is geen sprake van gedwongen vertrek. Uit veiligheidsoogpunt kan tijdens de aanleg worden besloten om alternatieve huisvesting aan te bieden. Dit zal per situatie worden beoordeeld.

Of, waar en hoe lang deze effecten optreden is afhankelijk van de noodzakelijke ingrepen per locatie en de individuele situatie van bewoners. Het is zeer waarschijnlijk dat langs de gehele dijk één of meerdere effecten zullen optreden. Ook is het zeer waarschijnlijk dat de genoemde effecten in perioden tijdens aanleg optreden (en niet voortdurend in de aanleg). Alles overziend hebben de voorbereiding en aanlegwerkzaamheden een tijdelijk negatief effect op het woongenot.

Mogelijke maatregelen ter verbetering/ behoud van het woongenot

Hoewel er niet of nauwelijks permanente effecten op het woongenot zijn te verwachten, en de effecten van de aanleg met name tijdelijk van aard zijn, is beschouwd welke maatregelen mogelijk zijn om het woongenot beter te behouden of te verbeteren. Het betreft suggesties voor maatregelen die genomen kunnen worden aanvullend op de optimalisatie van het VKA tot DO.

  • Diverse maatregelen voor natuur- en groenbeleving zoals het realiseren van een flower power dijk [5] , minder steenbekleding en meer gras toepassen, en natuurinclusief bouwen, medegebruik binnenberm (bijvoorbeeld in de vorm van een dijkpark zoals in Vuren voorgesteld).

  • Maatregelen voor meer rustbeleving zoals wandelroutes niet direct langs woningen leggen (bijvoorbeeld in de Herwijnense Bovenwaard en het oostelijk deel van de Woelse Waard), een versmald wegprofiel zodat automobilisten minder hard rijden (zie Gastvrije Waaldijk).

  • 1 Voor woningen geldt een maximale afstand van 25 meter van de teen van de nieuwe dijk, voor monumenten geldt een maximum afstand van 150 m van de teen van de nieuwe dijk.
  • 2 De exacte ligging ten opzichte van de dijk (zowel in hoogte als in afstand ten opzichte van de dijk) verschilt per woning.
  • 3 De aanwezigheid van een nieuwe openbare beheerstrook op locaties waar nu geen beheerstrook is kan bij deze  situaties mogelijk wel leiden tot een verminderd woongenot.
  • 4 In verband met zetting is de initiële ophoging van de dijk 20 tot 50 cm hoger dan de uiteindelijke hoogte van de dijk na realisatie.
  • 5 Een bloemrijke dijk, waarbij de eerste paar jaar enkel gras groeit zodat de grasmat goed ontwikkeld. Vervolgens wordt de dijk ingezaaid met een inheems bloemrijk grasmengsel uit een lokaal natuurlijk grasland met de gewenste soortensamenstelling. De soorten zijn echte nectarsoorten en daarmee geschikt zijn voor insecten.